grammaticapuzzel klas 1

Klik op een nummer om te zien wat de opgave is.
Vul het schema in en klik dan op Nakijken.
1     2     3    4    5    6    7   8   
                
         9         
10             11    12     
                
13                  
      14   15     16    17    18    
19    20     21             
         22      23     
24      25          26      
    27      28    29        
30   31       32            
     33           34    
35      36       37   38        
    39            40    

Horizontaal:

1. als er in een zin meer werkwoorden staan, is de persoonsvorm een
7. als er in een zin meer werkwoorden staan, is de .... een hulpwerkwoord
9. lidwoord
10. werkwoordvorm die van tijd en getal kan veranderen
12. voorzetsel
13. verleden tijd meervoud van strijken
14. mannelijk of vrouwelijk aanwijzend voornaamwoord
17. verleden tijd enkelvoud van trekken
19. ik ga die woorden benoemen, dan moet jij de zin
22. lidwoord
23. voltooid tegenwoordige tijd
24. van deze woordsoort heb je een hoofdsoort, maar ook een rang
27. voegwoord
28. zinnen ontleed je, maar woorden moet je .....
30. lijdend voorwerp
32. voornaamwoord
33. voorwerpsvorm van ik
34. voorzetsel
35. het lijdt of werkt mee
37. woorden moet je benoemen, maar ...... moet je ontleden
39. ouderwets persoonlijk voornaamwoord
40. gebiedende wijs van gaan

Verticaal:

1. naast een zelfstandig werkwoord heb je ook een koppel- en een ....werkwoord
2. verleden tijd enkelvoud van persen
3. bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord van rennen
4. eerste persoon meervoud
5. voorzetsel
6. onzijdig aanwijzend voornaamwoord
8. verleden tijd enkelvoud van vertrekken
9. voorzetsel
11. voorzetsel
12. nevenschikkend voegwoord
13. infinitief is een werkwoordsvorm, hulpwerkwoord is een werkwoords.....
15. voorzetsel
16. vragend voornaamwoord
18. naast woordbenoeming heb je ook zins..............
20. zelfstandig naamwoord dat voor de vertaalslag zorgt
21. bijvoeglijk naamwoord voor mensen met een gehoorapparaat
22. gebiedende wijs van doen
25. bijwoord
26. onvoltooid deelwoord van leven
28. bijwoordelijke bepaling
29. naamwoordelijk gezegde
31. voorzetsel
32. bijwoord dat ook bijvoeglijk naamwoord kan zijn
33. bijwoord
36. werkwoordelijk gezegde
38. eerste persoon enkelvoud