onderwerp


Vul de ontbrekende woorden in en klik daarna op Controleren om te zien of je antwoorden kloppen.
Wat valt er nu over het onderwerp te zeggen, zou je denken.

Niet veel inderdaad, maar toch belangrijk genoeg om het hier te vermelden.

Je hebt geleerd, dat je het onderwerp van een zin vindt door de zin te maken.

Dat kan op twee verschillende manieren. Voorbeeldzin: We gaan morgen naar de Efteling.

Eerste manier: Gaan we morgen naar de Efteling?
Het staat in deze vraagzin direct na de .

Tweede manier: wie of wat plus gezegde, dus: ?
Het op deze vraag levert het van de zin op.

Lastiger wordt het met een zin als: Waarom gaan we morgen naar de Efteling?

Met de eerste manier kom je hier nog wel uit. Het is immers al een vraagzin, dus staat het onderwerp al direct na de .

Met de tweede manier wordt het een behoorlijke warboel.

Toch had je hier genoeg aan voor de simpele zinnetjes op de basisschool. Je zit nu echter op het voortgezet onderwijs en daar maken we het graag wat moeilijker.

Wat denk je bijvoorbeeld van deze zin: Als morgen de zon schijnt, gaan we met bussen naar de Efteling.

Je ziet, dat zowel de eerste als de tweede manier bij deze zin voor nogal wat problemen zorgt.

Gelukkig is er een simpele manier om het onderwerp in ELKE zin te vinden:

zet de persoonsvorm in een ander GETAL (= enkelvoud of ). Het woord dat mee veranderen, is het .

Als morgen de zon schijnt, gaan we met bussen naar de Efteling.
Als morgen de zon , we met bussen naar de Efteling.

Je ziet nu, dat de en mee veranderen met de , en dat zijn dus de .

Hé!? Twee onderwerpen in een zin? Ja, dat klopt, of eigenlijk , want het zijn zinnen, en dus heeft elke zin maar onderwerp.

LEERPUNTEN:
1. Je kunt het onderwerp vinden door de zin vragend te maken. Het onderwerp staat dan direct na de
2. Je kunt het onderwerp ook vinden door te vragen: of plus
3. De beste manier is echter door het van de zin te veranderen. Het onderwerp dan mee veranderen