onderwerpszin
Een onderwerpszin
is een bijzin, die in de hoofdzin (of in een
andere bijzin) de functie van onderwerp vervult. Hoofdzinnen zijn steeds blauw afgedrukt.
Als een bijzin een zinsdeel is
in een hoofdzin,
heet dat een 1e graads
bijzin.
Als een bijzin een zinsdeel is
in een 2e graads
bijzin, heet dat een 3e
graads bijzin. Voorbeelden van 1e graads onderwerpszinnen: Wie zoiets tegen Jan zegt, maakt hem steeds bozer. Wat je dan verder tegen hem zegt, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Het
interesseert hem niet meer, wat er om hem heen gebeurt.
|
|
Voorbeelden van
2e graads onderwerpszinnen:
Ze zeggen,
dat het onmogelijk is, dat een muis kan
duiken. Je moet weten, dat wie zoiets zegt, je in de maling kan nemen. Mickey is het bewijs, dat wat ze zeggen, niet waar hoeft te zijn.
|
Voorbeelden van
3e graads onderwerpszinnen:
Men beweert,
dat het waar is, dat
wie zijn tanden vaak poetst,
een smurf wordt. Of wie een smurf is, te vaak gepoetst heeft, ook waar is, weet niemand. Snap je, dat het moeilijk wordt, als wie dit vertelt, liegt? |
Je ziet, dat zinnen met een 3e graads
bijzin geen grammaticale schoonheidsprijs verdienen,
maar hier gaat het er natuurlijk om je duidelijk te maken hoe je zo'n zin moet
ontleden.