alle / allen ?

 

We schrijven zelfstandig gebruikte woorden met -n,

als ze betrekking hebben op personen

Voorbeelden: 
Allen
dachten dat het wel mee zou vallen.
Slechts enkelen waren op tijd.

           

Je gebruikt in het meervoud geen  -n,

als je achter het woord een zelfstandig naamwoord kunt plaatsen
dat al in de zin staat.

Voorbeelden: 
Voor ons liepen vier bejaarden; ze liepen alle met een rollator.
Op de auditie meldden zich honderden jongeren; slechts enkele mochten door naar de volgende ronde.

In de zin: ze lagen alle in de wei. gaat het over dieren.

In de zin: ze lagen allen in de wei. gaat het over mensen.