verwijswoorden

Klik op "Nakijken" om je antwoorden te laten controleren.
Als een antwoord goed is, wordt het vet afgedrukt.
Vul in, waarnaar het verwijswoord precies verwijst. Maar wel PRECIES dus!

1. Ze hebben me bij het huis van mijn oom afgezet. DAT had ik al eens eerder gezien.
DAT verwijst naar

2. Voor dat nieuwe gebouw achter ons huis ligt een gracht. HET ligt dus aan het water.
HET verwijst naar

3. Gerard en ik hebben dat als eerste gedaan. Ik weet niet of dat ONZE plicht was.
ONZE verwijst naar

4. Had ons dat maar eerder verteld! WIJ wisten er niets vanaf!
WIJ verwijst naar

5. Het lezen van dat moeilijke boek kostte hem veel moeite. Hij is DAARBIJ dan ook in slaap gevallen.
DAARBIJ verwijst naar

6. HET is ons opgevallen, dat zij vaak te laat komt.
HET verwijst naar

7. Gelukkig kunnen we nog even oefenen met deze verwijswoorden, want dan maken we DAARBIJ vast minder fouten.
DAARBIJ verwijst naar

8. Eigenlijk zijn verwijzingen helemaal niet moeilijk, want je kunt ZE met een vraagwoord vaak zo vinden.
ZE verwijst naar

9. Omdat ZE in deze oefeningen groot zijn geschreven, vallen ze ook goed op.
ZE verwijst naar

10. Mocht deze oefening nog problemen opleveren, dan kun je me via TeleTOP een vraag EROVER stellen.
EROVER verwijst naar