Direct naar artikelinhoud
recensieEen Jongensleven

Met genadeloze zelfkennis beschrijft Stephen Fry zijn jongensjaren ★★★★★

De memoires van Stephen Fry over zijn jongensjaren zijn eindelijk vertaald. Zijn genadeloze zelfkennis maakt het boek onweerstaanbaar.

Stephen Fry als jongen.

Je kunt het je nu nauwelijks voorstellen, maar dat Stephen Fry, een 7-jarig moederskindje, door zijn liefhebbende ouders naar een kostschool werd gestuurd, 300 kilometer verderop, was doodnormaal in Engeland in de jaren zestig van de vorige eeuw. Tenminste, voor de upper middle class. Om toegelaten te worden tot een chique privéschool – met onnavolgbare logica public school genaamd – moest je nu eenmaal eerst naar een goede voorbereidende school. Bovendien was zo’n kostschool door ijzeren tucht, lijfstraffen, een verstikkende groepsdwang en een overmaat aan sport zeer karaktervormend voor de aankomende elite. Voor de kleine Stephen, een hinderlijk slim buitenbeentje dat sport haatte, was het de hel. Hij verbleef er tot zijn 16de, toen hij van school werd getrapt.

Stephen Fry (1957), acteur, regisseur, comedian en documentairemaker, is vóór alles schrijver. Zijn verliefdheid op de taal, zijn drang om te verleiden met woordgrappen, anekdotes, idiote uitweidingen en bijtende ironie, is de basis van al zijn talenten. Dat blijkt uit het weergaloze Moab is My Washpot – een bijbelse verwijzing naar ‘schoonwassen’ –, Fry’s memoires over de eerste twintig jaar van zijn leven. Je hóórt zijn fraaie, hyper-Britse stemgeluid (Blackadder!), maar ook zonder stem is elke zin, vierhonderd bladzijden lang, een genot.

Het boek is nu pas in het Nederlands vertaald onder de fletsere titel Een jongensleven. Dat het 21 jaar oud is, zet uitgever Thomas Rap er niet bij in de brochure. Het is een goede vertaling, dat wel. Henny Corver heeft uitstekende oplossingen gevonden voor de verbale acrobatiek van Fry. 

Met genadeloze zelfkennis beschrijft Stephen Fry zijn jongensjaren ★★★★★
Beeld Thomas Rap

‘Anders zijn’

Of het nu baldadigheid was, het gemis van zijn ouders, aandachttrekkerij, verlangen naar straf of de worsteling met zijn ‘anders zijn’ – pas als puber snapt hij dat hij homo is –, dat weet zijn volwassen versie nog steeds niet precies. Maar dat de jongen lelijk ontspoort, is zeker. Het begint met het jatten van snoep of boeken, dan geld uit de jassen van zijn vriendjes en het eindigt met sluwe creditcardfraude.

Een tijdlang zwerft de verbannen scholier van hotel naar hotel, copieus dinerend in mooie pakken, onderweg stelend. Fry schrijft het op met plezier én gloeiend van schaamte: ‘Een van de schandelijkste van de vele schanddaden die zouden volgen, was dat ik uit de tas van de oma van de organisator van de Paradox-party haar pensioengeld ontvreemdde. Een erger vergrijp bestaat nauwelijks.’ Tot hij tegen de lamp loopt en in een jeugdgevangenis belandt. Hij raakt in een depressie en doet een zelfmoordpoging. Dat is het keerpunt. Hij zal zijn leven beteren, diploma’s halen en een keurige kunstenaar worden. Zijn jeugd zal een goudmijn blijken: met smaak citeert Fry uit eerdere succesnummers, zijn autobiografische romans.

Soms is Fry diep serieus. Mooi zijn de observaties over het geliefde verschijnsel camp, dat volgens hem niets met kitsch of travestie te maken heeft. ‘Camp zit niet in rugby. Camp zit niet in het Oude Testament. (…) Camp verkiest stijl boven stijlvol. Camp is ongezond. Camp is niet Engels, verdomme.’

Dramatisch hoogtepunt is de ontdekking van de liefde. Op zijn 14de ontmoet Stephen de overrompelend mooie jongen die altijd het ijkpunt zou blijven. Dante had Beatrice, Reve zijn Meedogenloze Jongen, Fry had Matthew. Hij ziet hem langslopen in een rij jongens en houdt op slag van hem. Later hebben ze seks, maar hij blijft onbereikbaar. Seks vindt Fry niet interessant; het is liefde waarnaar hij hunkert. Opmerkelijk is dat de kostschooljongens bij gebrek aan meisjes onbekommerd stoeien en aan elkaars stijve zitten, maar dat een arm om iemand heen slaan geldt als ‘mietjesgedrag’.

Fry, zowel de jonge als de oude, komt overal mee weg. Je kunt het charme noemen, of wit, maar het is vooral genadeloze zelfkennis die dit boek zo onweerstaanbaar maakt. Het enige nadeel is dat alles wat je erna leest ineens zo verschrikkelijk saai geschreven is.

Stephen Fry: Een jongensleven

Uit het Engels vertaald door Henny Corver. Thomas Rap; 430 pagina’s; € 22,99.